Dat blijkt uit een analyse van De Nederlandsche Bank, die donderdag werd
gepubliceerd.
Financiële toezichthouder DNB ging na hoe het netto vermogen van Nederlanders
zich heeft ontwikkeld sinds de jaren negentig. Daarbij gaat het wat betreft
de bezittingen om de som van spaargeld, aandelen, de waarde van het eigen
huis en opgebouwde pensioenaanspraken (die vaak vast zitten in een
pensioenfonds). Daartegenover staan schulden zoals de hypotheeklening en
andere schulden.
Vermogen huishoudens gestegen
Het saldo heet het netto vermogen. Dit is voor huishoudens gegroeid naar een
totaalbedrag dat drie keer zo groot is als de omvang het de economie in 2011
(het bruto binnenlands product). In 1991 ging het om een bedrag dat bijna
twee keer zo groot was als het bbp.
Kijk je naar de vermogenspositie van verschillende leeftijdsgroepen, dan
blijkt echter dat het vermogen anno 2011 veel ongelijker is verdeeld, ten
opzichte van begin jaren negentig. Uit de studie van DNB komt naar voren dat
ouderen, vanaf 50 plus, er relatief warmpjes bij zitten. Zij hebben
gemiddeld een veel lagere hypotheekschuld en een groter opgebouwd
pensioenvermogen, vergeleken met twintig jaar geleden.
Jongeren slechter af
Jongere huishoudens zijn, ten opzichte van 1993, veel kwetsbaarder: de
gemiddelde hypotheekschuld is fors hoger en de pensioenopbouw minder groot. "De
netto vermogens van jongere huishoudens blijken juist te zijn afgenomen. Als
het pensioenvermogen buiten beschouwing zou worden gelaten, dan zouden de
financiële buffers van jongeren nog sterker zijn gedaald",
concludeert DNB.
Als verklaring geeft DNB dat jonge huishoudens die in het eerste decennium van
deze eeuw een huis kochten, relatief zwaar zijn geraakt door de
huizenprijsdaling die sinds 2008 is opgetreden. Zij hebben wel de
prijsdaling voor de kiezen gekregen, maar niet de sterke prijsstijging die
daaraan vooraf ging.
lees ook op Z24.nl:
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl